Ik nader intussen de “big five-o”. In een groot deel van de jaren die achter me liggen het ik “beeldscherm” werk gedaan. Bij dat werk is het typen van teksten een groot onderdeel. Ik heb dat de afgelopen, pak hem beet, 30 jaar nooit blind gekund en, met wisselend succes en snelheid komt ik tot het gebruik van 3 tot 5 vingers met een typesnelheid die… ach, you get the point…
Om mijn kinderen voor deze digitale handicap te behoeden volgen ze nu alvast een type cursus. Ducktypen in dit geval, waarvan nu de mindere verhalen de vier muren van ons huis binnen sijpelen maar, gezien het geïnvesteerde bedrag, mogen de dames (Gijs is nog niet zover) de cursus mooi afmaken. Ook ik ben wakker geschud door het fanatisme en begonnen met het bijschaven van mijn type vaardigheid. En hoewel ik er nog (lang) niet ben, bij tijd en wijlen loopt het lekker, kan ik naar buiten turend typen en blijven de fouten binnen de marge.
De grote vraag is echter, is blind typen / met 10 vingers typen wel echt voorsorteren op de toekomst? Op mijn telefoon swype ik mijn tekst berichten en 80% van de berichten van de kinderen zijn spraak berichten. Google biedt al de functionaliteit om een teksten te dicteren en die worden direct omgezet in geschreven woord. En met de komst, en de versnelling waar we nu in zitten, van AI toepassingen is het überhaupt nog zo dat de mens straks nog teksten moet en zal dicteren, laat staan zelf typen.

Maar goed, zoals snellezen een slimme hack is, denk ik dat ik met de typecursus voorlopig nog alleen maar voordelen zal behalen. Dus, nog 548 lessen en dan moet het toch lukken om blind en met tien vingers over het toetsenbord te vliegen.